Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Onderstaand vindt u antwoord op veel gestelde vragen. Staat uw vraag er niet tussen? Neem dan contact op met het informatiepunt van BIJ12, uw provincie of de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO):
- Landelijk Informatiepunt van BIJ12: Voor vragen over stikstof, vergunningverlening, AERIUS, Natura 2000-gebieden en de gebiedsgerichte aanpak. Het informatiepunt is bereikbaar op werkdagen tussen 09.00 en 12.00 uur op telefoonnummer 085 – 486 25 90. Of via het vragenformulier op: Helpdesk Stikstof en Natura 2000 - BIJ12.
- Provincie: voor vragen over een specifieke situatie, vergunning of toestemmingsbesluit kunt u terecht bij uw provincie.
- Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO): Voor vragen over bestaande wetten en regels voor agrarisch ondernemers, verduurzaming en de (financiële) ondersteuning hierbij. RVO is bereikbaar op werkdagen tussen 08:30 tot 17:00 uur via 088 042 42 42 of kijk op: www.rvo.nl/contact
Vragen en antwoorden per onderwerp
Op welke manier werkt het Rijk aan de doelen voor natuur, water en klimaat?
Om gericht te werken aan de doelen voor natuur, water en klimaat pakt de overheid de doelen in samenhang op en kijkt hoe slim om te gaan met de beperkte ruimte. Daarbij is aandacht voor de verschillen tussen gebieden en de impact op inwoners en leefomgeving. De overheid kijkt daarom samen met lokale partners wat er per gebied nodig is voor een sterke natuur, schoon water, een schone lucht en een toekomstbestendig landelijk gebied. Het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) biedt kaders en richtlijnen voor deze zogeheten gebiedsgerichte aanpak. Naast maatregelen per gebied neemt het Rijk ook landelijke maatregelen om de doelen te halen. Lees hier meer over de aanpak en werkwijze.
Waarom is een sterke en gezonde natuur belangrijk?
Een sterke, veerkrachtige natuur is van groot belang voor de mens en dier. De natuur geeft bijvoorbeeld frisse lucht, drinkbaar water en grond- en voedingsstoffen. Bovendien beschermt de natuur mensen tegen ziekten, droogte, extreem weer en slaat CO2 op.
Waarom is natuurherstel nodig?
Het gaat niet goed met veel natuur in Nederland. Steeds meer planten en dieren verdwijnen. Dit heeft gevolgen voor mens en dier. Daarom maakt de overheid tot 2030 ongeveer € 3 miljard vrij om de natuur in de meest kwetsbare natuurgebieden te herstellen.
Te veel stikstof in de natuur zorgt voor verzuring en vermesting van de bodem en verstoring van het natuurlijk evenwicht. Voedingsstoffen zoals calcium spoelen weg, waardoor de biodiversiteit van planten en dieren afneemt. Dit maakt de natuur kwetsbaar. Planten en dieren die verdwijnen, kunnen voor grote veranderingen zorgen. Zowel in natuurgebieden als in de bebouwde omgeving. De leefomgeving verandert. Het landschap wordt eentonig en het ecosysteem wordt kwetsbaar. Er blijven minder soorten over. En het landschap is minder goed bestand tegen bijvoorbeeld droogte of wateroverlast. Lees hier meer welke stappen het Rijk neemt om de natuur te herstellen.
Wat zijn natuurdoelanalyses?
Een natuurdoelanalyse beschrijft hoe het gaat met beschermde natuur in een gebied, wat de verwachte effecten van geplande maatregelen zijn en in welke richting aanvullende maatregelen nodig zijn om de natuur weer gezond te maken. De analyses bevatten actuele, wetenschappelijke kennis over de staat van de natuur. Deze informatie is van belang voor het opstellen van de gebiedsprogramma’s. Hierin beschrijven provincies onder meer de maatregelen om de natuur te herstellen en doelen voor stikstof te halen.
Wie stellen de natuurdoelanalyses op?
Provincies, Rijkswaterstaat en ministerie van Defensie stellen de natuurdoelanalyses op voor de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden waar zij verantwoordelijk voor zijn.
Wat betekent de natuurdoelanalyse concreet voor gebiedsprogramma’s?
De natuurdoelanalyse laat zien of natuurdoelen met de huidige maatregelen bereikt worden. Wanneer dat nog niet het geval is, dan maakt de natuurdoelanalyse inzichtelijk waar de knelpunten (drukfactoren) zitten die nog opgelost moeten worden om doelen te halen en in welke richting aanvullende maatregelen nodig zijn.
Wat betekenen de natuurdoelanalyses voor vergunningverlening?
De natuurdoelanalyses hebben geen formele juridische doorwerking op de uitvoering van maatregelen en hebben niet tot doel om vergunningverlening te faciliteren. Voor het verlenen van een vergunning is altijd een passende beoordeling nodig als negatieve effecten van een plan of project op Natura 2000-gebieden niet kunnen worden uitgesloten. De natuurdoelanalyses zijn geen passende beoordelingen en bieden daarom geen directe basis om vergunningen op te verlenen. Er is altijd een aanvullende beoordeling door het bevoegd gezag nodig. De natuurdoelanalyses bevatten wel belangrijke informatie over de toestand van de natuur die betrokken moet worden bij vergunningverlening.
Wat is de Kritische Depositiewaarde (KDW)?
De KDW is de hoeveelheid stikstof in mol per hectare per jaar waarboven verslechtering van de kwaliteit van de natuur niet op voorhand is uit te sluiten. Voor elk type natuur is wetenschappelijk bepaald wat de KDW is: hoe stikstofgevoeliger de natuur, hoe lager de waarde. Op termijn moeten alle Europees beschermde planten, dieren en hun habitats een gunstige staat van instandhouding bereiken. Die wordt bereikt als de beschermde natuur zowel in omvang als kwaliteit weer blijvend floreert. Daarvoor moeten de condities die hiervoor nodig zijn, waaronder de maximale hoeveelheid stikstofneerslag, op orde worden gebracht.
Waarom staat er in de wet een omgevingswaarde voor stikstof gebaseerd op de KDW?
Met een omgevingswaarde voor stikstofreductie als resultaatsverplichting is er een duidelijke wettelijke verankerde doelstelling in de tijd. Hiermee legt de overheid een verplichting aan zichzelf op die nodig is om het doel ‘een gunstige staat van instandhouding van voor stikstofgevoelige beschermde natuur’ te behalen, om zo te kunnen sturen. Dit is een langjarige opgave, vanwege de stikstofbelasting en de huidige staat van de beschermde natuur in Natura 2000-gebieden.
De opname van omgevingswaarden in de wet geeft de waarborg dat het parlement de aard en omvang daarvan mede bepaalt. Dit is van belang, gelet op de brede maatschappelijke impact van de doelstelling. De verkenning naar alternatieven ziet, conform het advies van Remkes, toe op de KDW in de rol van sturingsinstrument. Een wettelijke reductieverplichting in de vorm van een omgevingswaarde gebaseerd op de KDW heeft als voordeel dat op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld (berekend) of Nederland op koers ligt.
Hoe ziet het proces eruit waarin verkend wordt of er alternatieven zijn voor de rol van de KDW als maatstaf voor wettelijke reductie verplichting?
Er is met de landbouw- en natuurorganisaties afgesproken om in een transparant proces enkele onafhankelijke wetenschappers te vragen om een essay te schrijven over de vraag: is er een juridisch houdbaar alternatief dat aan de kaders voldoet?’.
Partijen konden hiervoor aandachtspunten meegeven en reageren op de inhoud van het essay. Een werkgroep met vertegenwoordigers uit de landbouw- en natuurorganisaties en (rijks)overheid heeft bekeken of het essay en de overige ongediende reacties voldoende bouwstenen bevatten om een kansrijk alternatief te ontwikkelen. De werkgroep heeft geadviseerd om een alternatief dat de staat van de natuur centraal stelt door te kijken naar de instandhoudingsdoelen, verder te onderzoeken. De werkgroep heeft op 1 maart 2024 het eindadvies aangeboden. Lees hier meer over in de kamerbrief met een eindverslag van de verkenning.
Welke sectoren nemen maatregelen om de doelen voor natuur, stikstof, water en klimaat te halen?
Op regionaal en landelijk niveau worden maatregelen genomen om te werken aan natuurherstel, waterkwaliteit en het halen van de klimaatdoelen. Alle sectoren leveren hierbij een bijdrage. In de zogeheten gebiedsprogramma’s wordt per gebied gekeken wat nodig is. De eigenschappen en kenmerken van het gebied staan hierbij centraal, zodat er gericht op het gebied een aanpak komt. Het Rijkt neemt ook landelijke maatregelen. Hier kunt u voorbeelden van maatregelen per sector vinden.
Wat is de herkomst van stikstofneerslag?
Een groot deel van de stikstofneerslag komt uit de landbouw en uit het buitenland. De rest van de neerslag komt uit huishoudens, wegverkeer, internationale scheepvaart, industrie, bouw, energiesector en afvalverwerking. Meer informatie over de herkomst van de stikstofneerslag per bron is te vinden op www.clo.nl en in dit rapport van het RIVM.
Wanneer is een natuurvergunning nodig?
Als uw activiteit mogelijk stikstofdepositie veroorzaakt op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, dan is het van belang om te kijken of u toestemming nodig hebt in het kader van de Wet natuurbescherming. Wanneer blijkt dat significante gevolgen op stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden niet kunnen worden uitgesloten, moet een passende beoordeling gemaakt worden van de gevolgen van het project voor het Natura 2000-gebied. Als uit die passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet aantast, kan de Wnb-vergunning worden verleend.
Wanneer er geen vergunningplicht is voor stikstof, kan er nog wel een vergunningplicht zijn voor overige effecten zoals trillingen, grondwateronttrekkingen, geluid, versnippering of licht. Kijk voor meer informatie op de website van Bij12.
Voor welke stallen geldt de uitspraak omtrent de RAV-factoren en wat betekent deze uitspraak?
De Raad van State heeft in verschillende uitspraken geoordeeld dat bij het verlenen van nieuwe natuurvergunningen voor emissiearme stallen met onderstaand type, geen gebruik gemaakt kan worden van emissiefactoren. Het gaat hierbij om de volgende stalsystemen:
- Stalsystemen in melkveesector: A1.13, A1.23 en A1.28
- Stalsystemen in varkenssector: D3.2.7.1.1
- Stalsystemen in pluimveesector: E5.11
Het is namelijk onzeker of deze emissiearme stallen in de praktijk doen wat ze beloven. Dat betekent dus dat met de toepassing van de emissiefactoren voor deze stalsystemen de uitstoot uit deze stallen niet met de vereiste zekerheid kan worden vastgesteld, omdat deze emissiefactoren de werkelijke stikstofuitstoot waarschijnlijk onderschatten.
Voor nieuwe aanvragen betekenen de uitspraken dat bedrijven met deze type stalsystemen alleen een natuurvergunning kunnen krijgen als uit een passende beoordeling blijkt dat de natuur geen schade oploopt. De uitspraken hebben geen gevolgen voor onherroepelijke Wnb-vergunningen voor de betrokken emissiearme stalsystemen. Die blijven gelden. Meer informatie over de uitspraken:
- Uitspraak stalsystemen melkveesector: Onzeker of emissiearme stallen doen wat ze beloven - Raad van State.
- Uitspraak stalsystemen pluimvee- en varkenssector: Uitspraak 202203805/1/R2 - Raad van State.
Wat is een PAS-melding?
Op 1 juli 2015 begon het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Tijdens dit programma gingen activiteiten met weinig stikstofneerslag onder voorwaarden door. Dit kon met een melding onder de Wet natuurbescherming (Wnb). Het programma was bedoeld om toestemming te geven voor activiteiten die een beperkte stikstofneerslag veroorzaakten.
Op 29 mei 2019 oordeelde de Raad van State (RvS) dat het PAS in strijd was met de Europese Habitatrichtlijn. De Europese Unie maakte de habitatrichtlijn om de biodiversiteit in Europa te beschermen. De RvS oordeelde dat het voor projecten die stikstofneerslag veroorzaken, verplicht is om een vergunning aan te vragen. Deze verplichting is vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierdoor is het voor projecten waarvoor onder het PAS geen vergunning nodig was, nu toch een vergunning nodig.
Ik moet wachten tot er stikstofruimte beschikbaar is, hoe lang duurt dat?
In het legalisatieprogramma zijn een aantal maatregelen opgenomen om PAS-meldingen te legaliseren. Dit zijn de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties, de Regeling provinciale aankoop veehouderijen, en de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen.
De eerste meldingen waarvoor stikstofruimte nodig is, zijn eind 2022 vergund. Helaas kunnen wij niet precies aangeven wanneer uw melding aan de beurt is. Dit hangt af van de hoeveelheid stikstofruimte en de locatie van het project. Het Rijk blijft zich volop inzetten om de meldingen zo snel mogelijk legaal te maken. Dit doet zij samen met de provincies en betrokken sectoren.
Daarnaast werken provincies en het Rijk aan voorstellen om PAS-meldingen versneld een oplossing te bieden. Zo heeft het kabinet tijdelijk €250 miljoen beschikbaar gesteld aan de provincies om waar mogelijk maatwerkoplossingen te bieden. Ook beschikbare stikstofruimte uit de aanpak piekbelasting zal een rol gaan spelen bij het legaliseren van PAS-meldingen.
Waar vind ik meer informatie over PAS-meldingen en vergunningverlening?
Meer informatie over het vergunningverleningsproces is te vinden op de pagina ‘Omzetten PAS-melding’ op de website van BIJ12. Hier vindt u antwoord op de vraag of u een vergunning nodig heeft, aan welke voorwaarden u moet voldoen en wat er na het doorgeven van uw gegevens gebeurt.
Waar vind ik meer informatie over het schadeloket voor PAS-meldingen waar gehandhaafd wordt?
PAS-melders verkeren sinds de PAS-uitspraak uit 2019 in onzekere tijden. Rijk en provincies doen er alles aan om PAS-melders te helpen en handhaving te voorkomen. Als het afzien van handhaving onverhoopt niet mogelijk is, zet het kabinet zich maximaal in om schade te vergoeden die PAS-melders hiervan ondervinden.
Heeft u vragen of wilt u meer weten? Kijk dan naar schadevergoeding voor PAS-melders op de website van RVO of stel uw vraag via schadeclaims.pasmeldingen@minlnv.nl. Voor het aanvragen van een schadevergoeding kunt u direct online een schadevergoeding voor PAS-melders (rvo.nl) invullen.
Wat is AERIUS?
AERIUS is het instrument waarmee neerslag (depositie) van stikstof op Natura 2000-gebieden binnen Nederland wordt berekend, gemonitord en geregistreerd. AERIUS bestaat uit meerdere producten, elk gericht op een specifieke gebruikerstaak.
- AERIUS Calculator is een rekenmachine om de depositie van een project te bepalen
- AERIUS Register ondersteunt bij het proces van vergunningverlening met behulp van stikstofbanken.
- AERIUS Monitor geeft informatie over de huidige en verwachte stikstofdepositie in de Natura-2000 Gebieden.
Meer informatie over AERIUS is te vinden op www.aerius.nl
Waarom wordt AERIUS ieder jaar geactualiseerd?
Met AERIUS Calculator kunnen initiatiefnemers het effect van projecten op de stikstofdepositie berekenen. Elk jaar vindt een actualisatie plaats van AERIUS om ervoor te zorgen dat bij toestemmingsverlening wordt uitgegaan van actuele gegevens. Gegevens over en inzichten in bijvoorbeeld emissiebronnen, habitattypen of leefgebieden in natuurgebieden en rekenmodellen ontwikkelen zich voortdurend. Voor deze actualisatie gebruikt het RIVM gegevens over emissies en deposities, maar ook data van kennisinstituten als het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), TNO en de Universiteit Wageningen (WUR). De natuurgegevens worden beschikbaar gesteld door de ministeries en provincies.
Actualisatie AERIUS
Welke modellen worden gebruikt om de stikstofdepositie en stikstofuitstoot te meten en te berekenen?
De Emissieregistratie (ER) verzamelt en berekent de totale stikstofuitstoot van alle bronnen in Nederland. De Emissieregistratie is een samenwerking tussen verschillende kennisinstellingen zoals RIVM, WUR, TNO, CBS en PBL. Samen met gegevens over het weer van het KNMI en data rond emissie in de landbouw (gemeten met de modellen NEMA en INITIATOR), gaan de data over stikstofuitstoot computermodellen in.
Het instrument AERIUS is ontwikkeld om uit te rekenen waar de stikstof op de grond terecht komt. Hiervoor wordt de rekenkern het Operationele Prioritaire Stoffen model (OPS-model) gebruikt. Voor wegverkeer wordt een ander model gebruikt, namelijk de Standaardrekenmethode-2 (SRM-2).
Met OPS maakt het RIVM de Grootschalige Concentratie en Depositie kaarten (GCN/GDN kaarten). Deze kaarten geven een beeld van de luchtkwaliteit en depositie in Nederland.
Meer informatie over hoe de berekeningen tot stand komen is te lezen vinden op de website van de Emissieregistratie en RIVM.nl. Meer informatie over NEMA is te vinden op de website van WUR.
Wat houdt de landelijke aanpak piekbelasting in?
Een forse vermindering van stikstofneerslag op korte termijn is noodzakelijk om de kwetsbare natuur in Nederland te herstellen. Daarom werkt het kabinet aan een landelijke aanpak om versneld en gericht de stikstofuitstoot terug te brengen bij agrarische en industriële piekbelasters. De aanpak richt zich op de ongeveer 3000 (voornamelijk agrarische) bedrijven die de meeste stikstofneerslag veroorzaken op overbelaste stikstofgevoelige beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden) binnen 25 kilometer.
Agrarische bedrijven die onder de aanpak vallen krijgen de mogelijkheid om de stikstofuitstoot aanzienlijk terug te brengen door hun bedrijfsvoering te verduurzamen, te verplaatsen, over te stappen naar een ander bedrijfstype, of te stoppen. Dat is geheel op vrijwillige basis. Omdat keuzes hieromtrent grote impact kunnen hebben op ondernemers, kunnen ondernemers gebruik maken van uitgebreide ondersteuning. Bedrijven die vallen onder de aanpak piekbelasting kunnen bijvoorbeeld gebruik maken van extra begeleiding van bijvoorbeeld een zaakbegeleider en aanvullende financiële regelingen.
De aanpak voor de piekbelasters uit de industrie en energiesector gaat uit van een eigen werkwijze en regelingen. Voor deze aanpak is de minister van Economische Zaken en Klimaat het eerste aanspreekpunt.
Valt mijn bedrijf(slocatie) onder de landelijke aanpak piekbelasting?
Een ondernemer valt onder de aanpak wanneer de stikstofdepositie boven de drempelwaarde uitkomt. Dit is het geval wanneer er binnen 25 kilometer rond het bedrijf ten minste 2500 mol stikstofdepositie per jaar wordt veroorzaakt op overbelaste stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Om na te gaan of dit van toepassing is op je bedrijf, kan een ondernemer de tool AERIUS Check gebruiken. Voor het invullen van de tool zijn bedrijfsgegevens nodig zoals de locatie, het staltype en het aantal dieren. De ingevulde gegevens en uitkomsten worden niet opgeslagen en zijn niet beschikbaar voor de overheid.
Wie kan gebruik maken van een zaakbegeleider?
Onderstaande ondernemers kunnen een afspraak maken met een zaakbegeleider:
- Agrarisch ondernemers die gebruik maken van de regelingen binnen de aanpak piekbelasting (Lbv-plus, verplaatsen, verduurzamen, innoveren en/of extensiveren).
- Agrarisch ondernemers die gebruik maken van de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv).
- Agrarisch ondernemers dichtbij een Natura 2000-gebied, die net buiten de doelgroep van de regelingen Lbv en Lbv-plus vallen of die de AERIUS check nog niet hebben ingevuld.
Via RVO is een afspraak in te plannen met een zaakbegeleider. Dit kan digitaal of telefonisch via: 088 - 042 42 42 (bereikbaar op werkdagen tussen 08:30 tot 17:00 uur).
Wat doet een zaakbegeleider?
De zaakbegeleider luistert, informeert en denkt met agrarisch ondernemers mee bij de keuzes voor de toekomst van het bedrijf. De zaakbegeleider kan ook helpen bij het vinden van de juiste ondersteuning en brengt de mogelijkheden in kaart brengen bij het veranderen van de bedrijfsvoering of het stoppen van het bedrijf. De gesprekken met een zaakbegeleider zijn gratis en geheel vrijblijvend. Lees hier hoe u een afspraak kunt maken.
Wat is het verschil tussen een bedrijfsadviseur en een zaakbegeleider?
De zaakbegeleider heeft een andere rol dan de adviseur van een ondernemer. De zaakbegeleider helpt om alle benodigde informatie op tafel te krijgen voor het maken van een passende keuze voor de toekomst. De zaakbegeleider geeft dus geen gericht advies over de toekomst van het bedrijf. Dat is immers aan de ondernemer zelf om te bepalen. Het maakt de zaakbegeleider ook niet uit voor welk toekomstscenario de ondernemer uiteindelijk kiest. Een zaakbegeleider heeft bij die toekomstverkenning oog voor de ondernemer, het gezin en hun gezamenlijke toekomst. Dat gaat in veel gevallen over veel meer dan alleen een financieel-economische afweging.
Wie zijn de zaakbegeleiders?
De zaakbegeleider werkt bij de overheid en heeft veelal een brede ervaring in de financiële en agrarische sector. Het aanvragen van een zaakbegeleider is kosteloos. De ondernemer bepaalt tot wanneer de ondersteuning vanuit een zaakbegeleider loopt.
Is de aanpak piekbelasting vrijwillig?
Meedoen aan de landelijke aanpak piekbelasting is vrijwillig. Het kabinet biedt deze groep bedrijven extra mogelijkheden en ondersteuning om zelf actie te ondernemen en de stikstof fors terug te brengen. Bedrijven die geen gebruik maken van de opties binnen de aanpak, kunnen mogelijk wel te maken krijgen met andere verduurzamingseisen op het gebied van natuur, water en klimaat.
Op welke manier is aandacht voor de sociaal economische effecten van de aanpak piekbelasting?
Omdat de aanpak gericht is op de bedrijven met de hoogste totale depositie op stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden raakt de aanpak piekbelasting met name bedrijven met veel overbelaste stikstofgevoelige natuur in de nabije omgeving. Dit betekent dat veel bedrijven die onder de aanpak vallen zich rond de Veluwe en in de provincie Gelderland bevinden, en aanmerkelijk minder in provincies met relatief weinig Natura 2000-areaal, zoals de kustprovincies. Lokaal kan de aanpak piekbelasting gevolgen hebben. Het effect op de regio hangt onder meer af van hoeveel en welke bedrijven willen stoppen, of juist kiezen voor verdere verduurzaming. Het Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten trekken gezamenlijk op om zo goed mogelijk zorg te dragen voor de sociaal economische impact die dit heeft op de leefomgeving in deze gebieden en bij voorkeur deze te versterken en toekomstbestendig te maken.
Hoe verloopt de verdeling van de vrijgekomen stikstofruimte?
Als onderdeel van de aanpak zet het kabinet in op registratie van alle vrijkomende ruimte en vrijvallende ruimte die beschikbaar komt uit de aanpak piekbelasting in een register. Zoals in eerdere brieven toegelicht gaat voor toestemmingverlening bruikbare stikstofruimte die voortkomt uit de aanpak piekbelasting met prioriteit naar de PAS-meldingen. Dit, als onderdeel van de bredere inzet ter legalisatie. Het kabinet voelt immers een zware verantwoordelijkheid de problematiek van de PAS-meldingen op te lossen. Vervolgens wordt ruimte waar mogelijk beschikbaar gesteld voor andere urgente maatschappelijke- en economische ontwikkelingen. Het kabinet hoopt een grote groep bedrijven te enthousiasmeren om stappen te zetten, zodat op zo veel mogelijk plekken er een dalende lijn van de stikstofdeposities wordt ingezet, op basis waarvan inzet van ruimte voor toestemmingverlening kan worden onderbouwd.
Hoe verhoudt de aanpak zich tot de gebiedsgerichte aanpak?
De resultaten van de aanpak piekbelasting dragen net als de gebiedsgerichte aanpak bij aan de doelen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). De aanpak piekbelasting is bedoeld om op korte termijn de stikstofuitstoot en -neerslag te verminderen, maar komt niet in de plaats van de brede aanpak op het gebied van natuur, klimaat en water of het legalisatieprogramma PAS-melders. Het moet elkaar juist versterken.
Hoeveel PAS-meldingen kunnen gelegaliseerd worden met de piekbelastersaanpak?
De overheid werkt aan de legalisering van PAS-meldingen via het legalisatieprogramma en versnellingsmaatregelen. Met de aanpak piekbelasting wil het kabinet op korte termijn een forse vermindering van de stikstofneerslag bereiken. Deze vermindering moet van voldoende omvang zijn, zodat Natura 2000-gebieden kunnen herstellen. De ruimte die vervolgens ontstaat voor toestemmingverlening, wordt met prioriteit gegeven aan het legaliseren van PAS-meldingen. Op voorhand is niet exact te zeggen hoeveel extra PAS-meldingen met de aanpak piekbelasting kunnen worden gelegaliseerd. Dit hangt onder meer af van hoeveel ondernemers meedoen aan de vrijwillige aanpak en waar zij zich bevinden.
Welke maatregelen neemt de sector mobiliteit om de stikstofuitstoot te verminderen?
Het kabinet vindt het belangrijk dat alle sectoren een evenredige bijdrage leveren aan het oplossen van de stikstofproblematiek. In het voorjaar van 2023 heeft het kabinet de indicatieve emissiereductiedoelen voor stikstofoxiden (NOx) voor de sector mobiliteit en de sector industrie en energie gedeeld. De sector mobiliteit omvat de modaliteiten wegverkeer, zeescheepvaart, binnenvaart, mobiele werktuigen, spoor en luchtvaart. Elke modaliteit levert een bijdrage aan de realisatie van het emissiereductiedoel. Zo wordt het wegverkeer steeds schoner dankzij steeds strengere Europese emissienormen en wordt gewerkt aan het verduurzamen van binnenvaartschepen en de inzet van walstroom voor zeeschepen aan de kade. Luchtvaart levert een bijdrage aan de structurele stikstofaanpak via onder meer het stimuleren van elektrisch taxiën. Ook via het actieprogramma stikstof Schiphol wordt gewerkt aan het verminderen van de stikstofuitstoot en er is aandacht voor verduurzaming van de luchtvaart. Daarnaast wordt gewerkt aan het verduurzamen van binnenvaartschepen en de inzet van walstroom voor schepen aan de kade. Lees hier meer over de maatregelen om de stikstofuitstoot te verminderen in het verkeer en vervoer.
Waarom wordt de decentralisatie-uitkering voor de uitvoeringskosten Lbv en Lbv-plus aan gemeenten verstrekt?
De openstelling van de beëindigingsmaatregelen Lbv en Lbv-plus creëert een extra werklast voor verschillende gemeenten met betrekking tot ruimtelijke ordening en vergunningen. Als gevolg van deze extra werklast kan vertraging optreden in de afhandeling van individuele aanvragen, wat onwenselijk is voor ondernemers die zich bevinden in een impactvol proces om tot beëindiging te komen. Daarnaast vertraagt daarmee ook het terugdringen van de stikstofuitstoot en het noodzakelijk herstel van de natuur. De verstrekte vergoeding is daarom bedoeld als bijdrage aan de extra kosten die gemeenten moeten maken en kan worden ingezet om extra capaciteit beschikbaar te stellen (om zo vertragingen te beperken).
Een ondernemer die wil stoppen en een andere functie wil gaan uitoefenen moet de gemeente daarvoor toch gewoon betalen (bestemmingsplanwijziging)? Ontvangt de gemeente dan twee keer geld voor hetzelfde werk?
De kosten die gemeenten bij deze procedures maken, worden niet volledig gedekt door de leges die ondernemers betalen. In combinatie met de extra vraag richting gemeenten als gevolg van de beeindigingsregelingen betekent dit dat er extra middelen nodig zijn om de noodzakelijke processen op lokaal niveau te kunnen doorlopen.
Hoe is de hoogte van het bedrag van de decentralisatie-uitkering voor de uitvoeringskosten Lbv en Lbv-plus tot stand gekomen?
De hoogte van de decentralisatie-uitkering is gebaseerd op een kostenraming die door een representatieve groep van gemeenten (in veedichte gebieden en met relatief veel aanvragen Lbv en Lbv-plus) en in samenwerking met de VNG is opgesteld. Vanuit LNV is op basis van die kostenraming de hoogte van de decentralisatie-uitkering vastgesteld, waarbij de inkomsten uit leges in mindering zijn gebracht. Er zijn dus geen dubbele inkomsten voor dezelfde werkzaamheden.
Wanneer en hoe komt een gemeente in aanmerking voor een decentralisatie-uitkering voor de tegemoetkoming in de uitvoeringskosten Lbv en Lbv-plus
Op de website van de VNG leest u hoe gemeenten die hiervoor in aanmerking komen deze uitkering kunnen aanvragen: Tegemoetkoming voor uitvoeringskosten stikstofregelingen | VNG
Wat doet de Nationale Grondbank?
De Nationale Grondbank draagt bij aan de transitie door, met het Rijksvastgoedbedrijf als uitvoerder, landbouwgrond (cultuurgrond) te kopen, in tijdelijk beheer uit te geven en weer te verkopen. Soms zal de Nationale Grondbank een hele bedrijfslocatie verwerven; het gaat dan om het erf met de opstallen en de cultuurgrond. De Nationale Grondbank is er niet voor het beëindigen van een landbouwbedrijf en verwerft daarom géén productierechten van veehouders.
Lees meer over de werkwijze in de vragen en antwoorden van de Nationale Grondbank.